Knuckleball
De naam komt van het feit dat de bal wordt vastgehouden en gegooid met behulp van de gewrichten van de vingers.
Met een speciale release, waarbij de vingergewrichten worden gebruikt om de bal te duwen, wordt de spin nog meer onderdrukt dan bij een forkball, wat resulteert in bijna geen spin—meestal slechts 0 tot 2 rotaties van de release tot in de handschoen van de catcher.
Door deze release heeft de knuckleball weinig snelheid, maar ervaart hij een aanzienlijke luchtweerstand.
Zelfs de kleinste beweging in de lucht kan ervoor zorgen dat de bal drastisch van richting verandert.
Als gevolg hiervan wordt het op winderige dagen extreem moeilijk om de bal nauwkeurig op een specifieke plek te gooien.
Omdat de beweging onvoorspelbaar is, moeten catchers over uitstekende vangvaardigheden beschikken.
Wanneer er lopers op de honken staan, verhogen de lage snelheid en de moeilijkheid voor de catcher om de worp te verwerken het risico op wilde worpen en gestolen honken, wat het een uitdagende worp maakt om onder controle te houden.
Een worp gooien zonder spin is buitengewoon moeilijk, en omdat de beweging onvoorspelbaar is, is het ook een uitdaging om consistent binnen de slagzone te gooien.
Het is een worp die meerdere obstakels presenteert en veel oefening en doorzettingsvermogen vereist om te beheersen.
Greep en Release
De knuckleball wordt doorgaans op twee manieren vastgehouden: met drie vingers (wijsvinger, middelvinger en ringvinger) of met twee vingers (wijsvinger en middelvinger).
(De foto toont de greep met drie vingers.)
Er zijn twee manieren om de bal los te laten: bij het 'flick'-proces maken de nagels contact met de bal voor grip, en bij het 'push'-proces worden de vingers rechtop gehouden om de bal vast te houden.
Bij de knuckleball draait het minder om snelheid; het is belangrijker om een worp zonder rotatie te gooien dan de arm krachtig te zwaaien.